Cler. Luik, I. 1360-1364 (1360-1381) Den Bosch Meester Gerit Stripe(n) werd in Den Bosch geboren als zoon van Jan Stripe (Stryp, Strypt) en van een zekere Hadewich. Jan Stripe overleed vóór 1360 en Hadewich vóór 1368, nadat ze als Jans weduwe haar testament had opgemaakt. Hun jaargetijden werden in de St.Jan gelezen op 13 december. Behalve meester Gerit hadden Jan en Hadewich nog minstens één kind: Katherijn. Deze was getrouwd met Jan Slotel, zoon van Ghijsbrecht vanden Dorenput, en maakte op 6 februari 1383 ziek op bed gelegen in haar woonhuis in de Zadelmakersstraat (nu Schapenmarkt) haar testament. Als getuige trad daarbij onder meer op heer Henric Buc, kanunnik van de St.Jan. Katherijn leefde nog op 6 juni 1387 toen haar man Jan Slotel zijn testament maakte. Uit het testament en een codicil dat hij daar op 10 juni 1387 nog aan toevoegde blijkt dat hij met name erfpachten in Oirschot bezat zodat hij mogelijk ook van deze plaats afkomstig was. Hij verklaarde dat zijn testament onherroepelijk was en herriep tevens alle eerdere testamenten, afgezien van een clausule in het testament dat hij kort daarvoor had gemaakt en waarbij hij zijn vrouw Katherijn voor de duur van haar leven een erfcijns had nagelaten. Verder legateerde hij enkele goederen aan de kinderen van zijn natuurlijke dochter Heilwich en benoemde hij heer Henric Buc en Winric Screynmaker tot zijn executeurs-testamentair. Vermoedelijk had meester Gerit nog een zuster Heilwich die Zwartzuster was. Op 16 oktober 1359 schonk Magriet van Vucht namelijk een huis aan de Triniteit bij het Groot Begijnhof aan Heilewigis dicta Stripen, filia Hadewigis dicte Stripen. Deze woonde toen al in dit huis en ontving het mede namens de andere daar verblijvende Zwartzusters. 1) Meester Gerit behoorde mogelijk tot dezelfde familie als de broers Dirc, Erembrecht en Willem vanden Stripe (Stryp) die in 1383 genoemd worden als eigenaars van enkele erfcijnzen uit goederen te Vught en Esch en die hun naam waarschijnlijk ontleenden aan de hoeve geheten "te Stripe" in Esch. De cijnzen hadden eerder toebehoord aan hun zuster Guedelt en hun vader Jan vanden Stripe die beiden inmiddels waren overleden. De drie broers verkochten de cijnzen in 1383 aan hun verwant Jan, zoon van wijlen Peter vanden Stripe, die daarvan in 1386 weer een deel verkocht aan de eerder vermelde heer Henric Buc. Een Mechtelt, dochter van wijlen Jan vanden Stripen, maakte op 1400 op de Pettelaar tussen Den Bosch en Vught haar testament. 2)
In 1360 was meester Gerit reeds clericus en meester in de artes. Op 7 december van dat jaar stelde hij in Den Bosch het testament op van Enghelbeern Zegers vander Aa. Vervolgens schonk een zekere Wouter, zoon van Jan Leyte, meester Gerit op 14 januari 1361 op het Bossche Stadhuis een erfcijns van 30 schellingen uit dank voor de weldaden en diensten die hij hem herhaaldelijk had bewezen. De aard van deze weldaden en diensten wordt in de schenkingsakte niet vermeld. Vervolgens assisteerde Gerardus Stripen, in artibus licentiatus et magistratus, clericus Leodiensis diocesis, op 6 december 1361 in de St.Jan Adam van Mierd (nr.264) bij het maken van een transsumpt. Op 30 april 1362 verkocht hij in de H.Kruiskapel nog een erfcijns aan één van de proosten van de O.L.V.-broederschap, waarvan hij zelf gezworen lid was. Kort daarna moet hij naar Parijs zijn vertrokken waar hij vervolgens les gaf aan de artes-faculteit. Op een rotulus die op 27 november 1362 door de universiteit aan de paus werd gezonden wordt hij vermeld als één van de regentes van de artes-faculteit die behoorden tot de Picardische natie en dat jaar om reservering van een beneficie verzochten. Magister Gerardus Stripen uit het bisdom Luik stond op de lijst voor een prebende in de St.Cunibertuskerk te Keulen maar het is niet duidelijk of hij deze prebende ook daadwerkelijk verkreeg. Hij bleef niet lang in Parijs want in 1364 was hij alweer in Den Bosch actief als notaris. Op 21 mei 1364 stelde hij daar in het huis van heer Thomas van Neysel, rector van Meerveldhoven, het testament op van diens zuster Dely, weduwe van Gielis Gheerlics soen (zie nr.277). 3)
Na 1364 komt meester Gerit nog maar af en toe in de bronnen voor. Zo verkocht hij op 26 januari 1368 aan Andries Mols een erfcijns die hem was aangekomen door de dood van zijn ouders alsook krachtens het testament dat zijn moeder had gemaakt ten overstaan van heer Dirc Ghegel (nr.131). Op 19 september 1379 verkocht hij aan zijn zwager Jan Slotel een erfcijns uit goederen gelegen te Vught en op de Eikendonk, welke cijns zijn moeder als weduwe had gekocht en eveneens in haar testament aan hem had nagelaten. De overdracht van dezelfde erfcijns vond pas plaats op 7 november 1381. Meester Gerit, die tussen 1368 en 1379 tot priester werd gewijd, overleed in 1381/82. 4)
|
Noten | |
1. | GAH, THG 837 (19 sept.1379), 870a (7 nov.1381); GAH, RA 1175, fo.9r (26 jan.1368); APB, St.Jan II, Obituarium, p.360; Bijlage II 131.15, 355.1, 265.7, zie ook 172.2. |
2. | GAH, THG 904 (26 mrt.1383), 905 (2 apr.1383), 906 (idem), 908 (9 apr.1383), 986 (12 apr.1386); Van Rooij, Het oud-archief, II 52 nr.177; Bijlage II 308.5. |
3. | Bijlage II 131.22, 264.8, 353.14, 381.1, 381.2; OLVB 52, band 0, fo.35r (1362); Denifle, Chartularium, III 88. |
4. | GAH, RA 1175, fo.9r (26 jan.1368); GAH, THG 837 (19 sept.1379), 870a (7 nov.1381); OLVB 49, fo.26r. |
Lucas G.C.M. van Dijck, Van vroomheid naar vriendschap (2012) 735
Geertrui Van Synghel, De stedelijke secretarie van 's-Hertogenbosch tot ca. 1450 (2007) 165, 331